AANGEZIENS

Sectie 08A – Rutte als medeverantwoordelijk voor totstandkoming van, alsmede persoonlijk betrokkene bij institutioneel racisme

 

Aangezien inmiddels de publieke toegankelijkheid tot racistisch gedrag, zeker ook sinds de uitkomst van jongste verkiezingen van

november 2023, hier te lande open en bloot te kijk is komen te staan;

 

Aangezien Rutte, als hier beklaagde, aan het hier bedoelde racisme, dat zich richt tegen de Moslim-bevolkingsgroep als zodanig, zichzelf eerder al  tot onderwerp heeft gemaakt van een gerechtelijke uitspraak, waarin hij als medeplichtige aan racisme wordt gekwalificeerd; 

 

Aangezien diezelfde publieke toegankelijkheid, als hierboven bedoeld, tot racistisch gedrag , a fortiori al helemaal heeft te gelden voor de toelaatbaarheid van het publiekelijk verkondigen van allerhande racistische uitingen, die ook in ons land inmiddels al lang als salonfähig worden aanvaard;

 

Aangezien dit racisme, dat jegens deze in overwegende mate niet-witte Moslim-bevolkingsgroep van oorspronkelijk mediterrane herkomst gestalte heeft gekregen, niet alleen tot uitdrukking komt doordat deze bevolkingsgroep zich voortdurend in het maatschappelijke veld het slachtoffer weet van beledigingen, beschimpingen, bedreigingen en haatzaaien. Een collectieve bejegening die alle andere bevolkingsdelen in ons land zich niet hoeven laten welgevallen. Deels omdat zij daarvan niet als mikpunt fungeren en zij dus wat dit betreft ongemoeid worden gelaten, deels ook omdat de justitie in gevallen van gelijke bejegening, gericht op andere bevolkingsgroepen, onmiddellijk klaar zou staan om gerechtelijk in te grijpen;

 

Aangezien dit laatste met name ook heeft te gelden als het gaatom de Joodse bevolkingsgroep. Een maatschappelijk gedrag  jegens Joden, met beledigingen, beschimpingen, bedreigingen en haatzaaien van dezelfde categorie en zwaarte  als doorlopend jegens Moslims worden geuit, doet bij justitie en justitie onmiddelijk alle stoppen doorslaan. Waar het dan voor Moslims heet dat zij eenzelfde diffamerende bejegening maar hebben te dulden, en dat is dan het enige waar het hier in dit verband om gaat: namelijk het hanteren een dergelijke volstrekte ongelijkheid van behandeling door onze overheid  hier te lande als institutie;

 

Aangezien allerhande politieke partijen, media, alsmede maatschappelijke groeperingen en  individuele burgers aldus, ongehinderd door enigerlei vorm van interventie van het Nederlandse OM, op die manier nu al decennia lang hebben kunnen aanzetten tot steeds verdere racistische ontaarding van ons maatschappelijk bestel jegens het Moslim-deel van onze bevolking,

waarbij de klok van het dreigingsnivo van een dergelijke graad van racisme nu inmiddels de 12 uur al lange tijd is gepasseerd;

 

Aangezien ook andere niet-Moslims, maar wel tot de niet-witte oorspronkelijk van mediterrane afkomst zijnde bevolkingsgroep behorende ingezeten burgers, hier echter even goed met eenzelfde racisme worden benaderd;

 

Aangezien dit dan ook het onmiddelijke, onmiskenbare en onweerlegbare bewijs oplevert dat hier per saldo niet een religie-kritiek aan de orde is, maar het uitgesproken een gehele bevolkingsgroep is waartegen dit racisme zich richt;

 

Aangezien  het hier dan ook niet gaat om afkeer of fobie jegens een bepaalde religie, doch met een dergelijke voorstelling van zaken dat dit wél het geval zou zijn, enkel een rookgordijn wordt opgetrokken om te verhullen dat het niets anders dan racisme is dat hier vigeert;

 

Aangezien dit racisme, ook hier in ons land, zich inmidddels heeft onwikkeld tot een staatsracisme dat, voor niet-witte burgers en ingezetenen van oorspronkelijk mediterrane herkomst die al dan niet Moslim zijn, in elk geval voor wat betreft deze hier bedoelde bevolkings-categorie nu al tot de volgen de geinstitutionaliseerde racistische bejegeningen hebben geleid:

 

- een geïnstitutionaliseerde  vrijheid voor kwaadwillenden van welke aard ook om mensen van hier bedoelde bevolkingsategorie, als mens en burger, niet alleen als ongelijk en ongelijkwaardig te beschouwen, maar hen ook uitdrukkellijk daadwerkelijk als zodanig  te betitelen en zelfs ook nog uitdrukkelijk als zodanig bejegenen. En dit laatste dan op alle maatschappelijke vlakken waar de overheid voor een dergelijke grootscheepse en maatschappij-omvattende discriminatie geen emplooi ziet tot ingrijpen, hetgeen in zeker grofweg  95% van alle denkbare en mogelijke gevallen de praktijk zal zijn. En waarbij ook in  die laatste hier benoemde omstandigheid de animo hiertoe onder de vier kabinetten-Rutte bij het OM inmiddels ook nog eens tot zeker tot 99%  zal zijn gedaald;

 

Aangezien niet-witte burgers en ingezetenen van diezelfde bevolkingsgroepen, die ook nog eens Moslim zijn, heden ten dage bovendien, onder meer, ook nog eens het volgende aan racistische geinstitutionaliseerde ongelijke behandeling over zich uitgestort hebben gekregen:

- Spionage door de overheid in moskeeën;

- Banken die rekeningen van islamitische organisaties bevriezen;

- De belastingdienst die donaties  aan een moskee beschouwt als een indicatie tot fraude;

 - Een door de overheid ingesteld nikabverbod;

 - Het overheidsstreven naar manieren om buitenlandse financiering van moskeeën in ons land tegen te gaan;

-  Een systematisch overheidsbeleid tot obstructie van islamitische onderwijsvoorzieningen;

-  Het beleidsvoornemen om te komen overheidstoezicht op koranlessen;

-  Het bestaan van zogeheten terreurlijsten waardoor onschuldige Moslims in de gevangenis belanden;

 

Aangezien zich daar tenslotte, voor wat betreft ook dit specifieke bevolkingsdeel - Moslim of niet-, ook nog aan heeft toegevoegd de onmenselijke en al evenzeer ontmenselijkende overheidsbehandeling van de absolute menselijke catastrofe van de Toeslagen-affaire, met diens vergaand racistische overheidsbejegening;

 

Aangezien staatsracisme met dit alles inmiddels een diep gevestigde realiteit is geworden;

 

Aangezien ook de mainstream-media, bij de totstandkoming van deze institutioneel racistische maatschappeijk werkelijkheden van heden ten dage, tot op het hoogste bestuurlijke vlak zonder meer een ingrijpende rol hebben gespeeld;

 

Aangezien dan ook de NRC van 20 november 2023 in dit verband in een column tot de volgende erkentenis meent te moeten komen:

 

“We gaan die flauwekul toch niet afdrukken? Die hartekreet van een redac-

teur Opinie leidde in 2007 een relletje in toen NRC Handelsblad een tirade

van Geert Wilders tegen de ‘fascistische’ koran weigerde te plaatsen”

 

Maar daarop  gold dan, een alinea verderop,  van de hier betrokken NRC-columnist  de volgende bekentenis: 

 

“Eerlijk is eerlijk, die stoerheid duurde niet lang. Onder de volgende hoofdre-

dactie was het adagium dat de PVV behandeld moest worden als andere

partijen”.

 

Zodat de uitkomst hier is:

 

Inmiddels klinkt de kritiek dat de media het extremisme van de bedenker van de ‘kopvoddentaks’ hebben genormaliseerd. Dat lijkt me onbetwistbaar (beklemtoning toegevoegd).

 

 Aangezien, zoals hierboven al in het kort vermeld, overigens nu al decennia geleden, in de toenmalige gevestigde maatschappelijke verhoudingen, de hier beklaagde Rutte, die zich mede schuldig had gemaakt aan door de Nederlandse rechter vastgesteld racistisch bestuurlijk gedrag, hier te lande niettemin premier kon worden. En deze voorbeeldige post bijna/ruim twee decennia lang ongestoord kon blijven behouden. Dit alles dan zonder dat daaraan verder, politiek en maatschappelijk, ooit ook maar een woord vuil werd gemaakt;

 

Aangezien Rutte dan ook reeds lang zeker niet alleen stond als het om zijn racistische gesteldheid gaat, maar hij wel een van de voorlopers was als het er om ging niet thuis te geven bij signalementen dat het racisme jegens Moslims bezig was om door te dringen tot op de hoogste bestuurlijk rijksnivo en zich aldaar steeds breder te vestigen;

 

Aangezien als het hier te lande om het misdrijf van racisme handelt, de vergaande vrijbrief waarvan alsdan sprake is met name zich ook richt tegen Nederlandse burgers met een Moslim-achtergrond, alsmede tegen niet-witte mensen hier te lande met een migranten-achtergond;

 

Aangezien van een dergelijke vrijstelling tot het begaan van racisme door het Nederlandse OM plotsklaps echter totaal geen sprake meer is als het om Joodse burgers en ingezetenen gaat, waarbij alsdan zelfs uitingen gericht tegen Israël en de Israëlische politiek door datzelfde voor racisme worden versleten. En door ditzelfde OM als strafwaardig worden aangemerkt;

 

Aangezien de ongehoorde brutaliteit waarmee hier door het OM in alle openheid met twee maten wordt gewerkt ronduit verbijsterend is;

 

Aangezien een meer vernietigende inbreuk op de grondslagen van onze rechtsorde door een dergelijk openlijk heulen van het OM  met een totale ongelijkheid van behandeling, zoals hierboven aangegeven, welhaast ondenk baar is;

 

Aangezien zonder rechtsgelijkheid en gelijke behandeling, als het gaat om de toepasselijkheid van recht, de integriteit van het recht en de rechtsstaat als sneeuw voor de zon verdwijnen;

 

Aangezien een dergelijke openlijke ondergraving van de rechtsgelijkheid en  van gelijke behandeling door het OM hier ronduit alles verslindend wordt, indien dan verder ook nog eens de Nederlandse rechterlijke macht, tot in hoogste  instantie, vanuit eenzelfde geestesgesteldheid als dit OM getuigt te opereren. En zich dusdoende met het OM hieromtrent volledig encanailleert;

 

Aangezien dit laatste alsnog oogverblindend aan het daglicht treedt indien de jurisprudentie op dit onderdeel in ogenschouw wordt genomen: van enigerlei correctie  richting optreden van dit OM is in een overzicht van deze rechtsspraak tot in hoogste instantie geen spoor te ontdekken;

 

Aangezien daarmee dan ook, juist ook door het optreden van de Nederlandse rechterlijke macht - of eerder nog juist het ontbreken daarvan! -,  een maatschappelijke situatie tot stand heeft kunnen komen waarin tot twee miljoen burgers  hier te lande in een rechtens onveilige maatschappelijke situatie moeten leven. Hun wordt de rechtsbescherming onthouden die wet en recht aan hen weliswaar toekennen. Maar nu juist ook door de gezamenlijke Nederlandse rechterlijk macht aan hen wordt onthouden;

 

Aangezien het de beklaagde Rutte is die hiervoor de toonaangevende politiek-maatschappelijke verantwoordelijkheid draagt;

 

Aangezien dan ook deze desastreuze maatschappelijke ontwikkeling voorts ook uitdrukkelijk voor rekening komt van de Nederlandse rechterlijke macht, die zijn verplichtingen om maatschappelijke ontwikkelingen binnen het keurslijf te houden van recht en wet, hier grondig heeft verzaakt. Met als gevolg dat voor wat  betreft het voortbestaan van rechtsstaat, inmiddels de bijl is gevallen;

 

Aangezien immers, met deze verbijsterende maatschappelijke ontwikkeling, een diep geworteld institutioneel racisme vaste voet aan de grond heeft gekregen op het nivo van het landsbestuur, en wel zonder dat deze rot als zodanig werd erkend. Of zelfs ook maar werd herkend. Hetgeen het geval is gebleken bij de Toeslagen-affaire.

 

Aangezien onlangs, in november 2013, dat zelfde institutionele racisme ook nog eens door een aanzienlijk aandeel van de ambtenaren van Buitenlandse Zaken in Den Haag werd gesignaleerd, als het gaat om de opstelling van de regering jegens de Palestijnen. Waaruit volstrekt duidelijk wordt hoe diep deze racistische ontsporing van onze maatschappij zich al heeft ingesleten.

En wel tot breed in de landelijk bestuurlijke en ambtelijke top van onze maatschappelijke ordening; 

 

 

Sectie 2B9 -  éérst en vóór alles naar een juiste interpretatie van het recht

 

 

Aangezien met betrekking tot deze aangifte jegens Rutte, als mededader en/of medeplichtige met betrekking tot het misdrijf van Genocide, het misdrijf van Apartheid, alsmede met betrekking tot een niet aflatende stroom van hier in deze aangifte nog nader te bepalen en te benoemen oorlogsmisdrijven, alsook met betrekking tot een eveneens niet aflatende stroom van hier ook nog nader te bepalen en te benoemen misdrijven tegen de menselijkheid - allen gepleegd door Israël jegens de Palestijnen – hier thans eerst, en vóór alles, een juiste interpretatie van het van toepassing zijnde internationale recht - met name ook het internationale humanitaire recht, het oorlogsrecht en het bezettingsrecht - aan de orde dient te worden gesteld;

 

Aangezien in en door Israël, alsmede in en door de westerse wereld, omtrent de inhoud van deze rechtsgebieden moedwillig onjuiste opvattingen worden verspreid,  en daarmee ook de betekenis hiervan doelgericht wordt gefalsificeerd ;

 

Aangezien daarbij allereerst zelfs - opzettelijk en doelgericht - voortdurend oordeelspunten die uitsluitend tot morele interpretatie-categorieën behoren, als quasi-juridische oordeelsvormingen naar voren worden geschoven, welke nochtans met een juridische duiding niets te maken hebben;

 

Aangezien op die manier bijvoorbeeld misdrijven tegen het internationale recht, welke als wraak tot stand worden gebracht, als rechtens aanvaardbaar worden voorgesteld. Waarbij dan ook nog eens het internationaal humanitaire recht zogenaamd geen grenzen aan het recht op wraak zou kennen, anders dan met als meetlat hoe erg de aanval waarop wraak wordt genomen, wordt gepercipiëerd en voorgesteld door de wraaknemers;

 

Aangezien een recht op wraak dan ook uitsluitend als moreel recht denkbaar is, en wraakacties nimmer tot de rechtscategorie  behoren, al kunnen zij bij de strafrechtelijke beoordeling van een actie uit wraak voor de rechter een verzachtende  rol spelen;

 

Aangezien bij de totstandkoming van het internationaal humanitair recht uiteindelijk ook, breeduit en zonneklaar, tot de bepaling is gekomen dat zogeheten ‘reprisals’ in principe als verboden hebben te gelden. Artsen zonder Grenzen heeft hieromtrent dan ook het volgende laten optekenen:

 

Humanitarian law forbids all reprisals against persons and objects protected by the 1949 Geneva Conventions and their 1977 Additional Protocols. These include wounded, sick, or shipwrecked persons: medical or religious personnel, units, transports, or material; prisoners of war; civilian persons or civilian objects; cultural property or places of worship; objects indispensable to the survival of the civilian population; the natural environment; works and installations containing dangerous forces; and buildings and material used for the protection of the civilian population (GCI Art. 46; GCII Art. 47; GCIII Art. 13, GCIV Art. 33; API Arts. 20 and 51-56)

 

Aangezien daaraan dan nog wordt toegevoegd:

 

“It is important to distinguish between reprisals, acts of revenge, and retaliation. Acts of revenge are never authorized under international law, while retaliation and reprisals are foreseen by humanitarian law. Measures  of retaliation are acts by which a State responds to unfriendly, but lawful, acts by another State. For instance, reciprocal expulsion of diplomats.

 

Reprisals must always be proportionate to the attacks to which they are responding and must never aim at civilians or protected objects. If these conditions are not respected , than it is an act of revenge.”

 

Tot zover de inhoud het geschreven internationaal internationaal humanitair recht omtrent wraakakties, retaliation en reprisals.

 

Aangezien Artsen zonder Grenzen omtrent de inhoud van het ongeschreven volkenrechtelijke gewoonterecht, dat evenzeer hier integraal van toepassing is, ten slotte nog het volgende heeft doen optekenen:

 

“Under customary international humanitarian law, the use of reprisals is subjected to strict conditions. Those conditions are provided  for in the study on the rules of customary international humanitarian law published by the ICRC in 2005.

 

. Rule 145: Where not prohibited by international law, belligerent reprisals are subject to stringent conditions in international armed conflicts.

 

. Rule 146: Belligerent reprisals against persons protected by the Geneva Convention are prohibited in international armed conflicts.

 

. Rule 147: Reprisals against objects protected under the Geneva Conventions and Hague Convention for the Protection of Cultural Property are prohibited in international armed conflicts.

 

. Rule 148: Parties to non-international armed conflicts do not have the right to belligerent reprisals. Other countermeasures against persons who do not or who have ceased to take a direct part in hostilities  are prohibited.

 

In case of reprisals, military commanders have the duty to implement the precautionary measures foreseen by international law with regard to the methods of warfare. Humanitarian law specifies the individual responsibility of each member of the armed forces with regard to such action”

 

Aangezien Artsen zonder Grenzen omtrent de jurisprudentie  van het Joegoslavië Tribunaal  - het ICTY – in dit verband ten slotte nog het volgende heeft laten optekenen:

 

Jurisprudence

  

Aangezien bij de provisionele aangifte van 16 november 2023 jegens Rutte al werd aangegeven dat, behalve de jurisprudentie van het Tribunaal van Neuremberg en het Tribunaal van Tokyo, ook de recente jurisprudentie van met het Joegoslavië Tribunaal  - het ICTY dus – bij deze aangifte een belangrijke rol zal spelen, met name voor wat betreft diens leerstukken omtrent ‘aiding and abetting’;

 

Aangezien het ICTY omtrent het leerstuk van de ‘reprisal’ het volgende heeft bepaald, zoals hier met name door Artsen zonder Grenzen vast gelegd:

 

The ICTY considered that customary international law prohibits reprisals against civilian population and goods (ICTY Trial Chamber, Martic Case 8 March 1996, paras. 15-17). This is due to the fact that humanitarian law is

a law that protects individuals – as human beings – rather than States . Therefore, violations of humanitarian laws by a party may not justify in return reprIsals against civilian population (ICTY Trial Chamber, Kupreskic Case, 17 January 2000, paras. 527-36)”

 

Aangezien het Joegoslavië Tribunaal  derhalve reprisals tegen de civiele bevolking en hun goederen in zijn jurisprudentie in hun totaliteit expliciet verboden heeft verklaard;

 

Aangezien dan ook het inzetten van reprisals waarbij de burgerbevolking  senkel en alleen al al in gevaar zou kunnen komen, dan waarbij  hun have en goed enkel en alleen al in het geding zouden kunnen geraken, volgens deze jurisprudentie van het ICTY te allen tijde als het tot stand brengen oorlogs-misdrijven dient te worden gekwalificeerd;

 

Aangezien derhalve louter alleen al de aanwezigheid van een dergelijk risico bij een in dit verband – onder het mom van reprisal - voorgenomen geweldsuitoefening, voldoende is om van het voornemen tot een oorlogsmisdrijf te spreken, dat dan ook als zodanig dient te worden gearticuleerd;

 

Aangezien Israël zich dan ook, indien hiervoor als rechtvaardiging  de uitvoering van reprisals zou worden aangevoerd, de duizenden malen aangerichte vernietiging van steeds weer andere nieuwe levens van leden van de civiele bevolking van Gaza, alsmede de totale destructie van hun goederen, even zovele duizen-den malen zich schuldig heeft gemaakt aan steeds weer nieuwe oorlogsmisdrijven;

 

Aangezien de schuld  aan deze vele duizenden malen gepleegde oorlogsmisdrijven dient te worden toegemeten aan degenen die hiervoor verantwoordelijk zijn, alsmede hun medeplichtigen en medeverantwoordelijken;

 

Aangezien de beklaagde Rutte voor wat deze duizenden oorlogsmisdrijven van Israël betreft, zich hieraan medeplichtig en daaraan ook  medeverantwoordelijk heeft gemaakt, hetgeen hier in deze aangifte nader zal worden aangegeven en uitgewerkt;

 

P. Brandligt